ECLI:NL:CRVB:2024:1585
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens huur betaald door derde
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand van appellant en zijn echtgenote over de periode van 1 februari 2020 tot en met 31 december 2020. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft de bijstand herzien omdat de huur van de woning door een derde, een vriend van appellant, werd betaald. Appellant heeft aangevoerd dat hij de door deze vriend betaalde huur heeft terugbetaald, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat hij hierin niet is geslaagd. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 25 juni 2024, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.W. Aartsen, en het college werd vertegenwoordigd door mr. E. Chahid.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant en zijn echtgenote sinds 4 juni 2010 bijstand ontvangen. Naar aanleiding van een melding over mogelijke werkzaamheden van appellant heeft de gemeente Utrecht een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Uit dit onderzoek bleek dat appellant geen huurbetalingen had gedaan en dat de huur door zijn vriend werd betaald. Appellant heeft verklaard dat hij de huur aan zijn vriend terugbetaalde met geld van zijn creditcard, maar de Raad oordeelt dat hij geen verifieerbaar bewijs heeft geleverd voor deze stelling.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van S. van Pelt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.