ECLI:NL:CRVB:2024:1626
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 73,75% per 4 oktober 2021. Appellant, die zich op 7 oktober 2019 ziekmeldde, betwist de juistheid van deze vaststelling en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellant ongegrond verklaarde.
De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben de medische situatie van appellant grondig beoordeeld, waarbij zij alle relevante informatie hebben meegenomen, inclusief rapporten van de psychiater en huisarts. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel, en de Raad onderschrijft deze conclusie. Appellant heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zou kunnen leiden tot een andere beoordeling van zijn beperkingen.
De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 73,75% in stand blijft. Het verzoek van appellant om de benoeming van een deskundige is afgewezen, omdat er geen twijfel bestaat over de zorgvuldigheid van het onderzoek. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.