Uitspraak
BESLISSING
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat de griffier van de Raad het betaalde griffierecht van € 138,- aan appellante terugbetaalt.
Centrale Raad van Beroep
Op 7 augustus 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 24/315 AOW-PV. Deze zaak betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 januari 2022, waarin het verzoek van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellante, die in Marokko woont, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat haar bezwaar tegen de terugvordering van AOW-pensioen na het overlijden van haar echtgenoot niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank had dit bezwaar eerder ook niet-ontvankelijk verklaard, en het verzet dat appellante had ingediend tegen deze uitspraak werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard omdat zij de termijn had overschreden.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2024 was appellante niet aanwezig, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. G.E. Eind. De Raad heeft in zijn uitspraak overwogen dat volgens artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen hoger beroep mogelijk is tegen een uitspraak van de rechtbank die betrekking heeft op een niet-ontvankelijk verklaring van een herzieningsverzoek. Hierdoor verklaarde de Raad zich onbevoegd om het hoger beroep van appellante in behandeling te nemen. De griffier van de Raad werd opgedragen het betaalde griffierecht van € 138,- aan appellante terug te betalen.