ECLI:NL:CRVB:2024:1669

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
23/1717 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van arbeidsongeschiktheid door het Uwv

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die als directeur werkte, heeft zich op 27 december 2017 ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft op 31 december 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de arbeidsongeschiktheid op 41,54% werd vastgesteld. Na bezwaar van appellant heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op 55,99% vastgesteld per 25 december 2019. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Vervolgens heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2023 de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het Uwv heeft op 16 mei 2023 een nieuwe beslissing genomen, waarbij de arbeidsongeschiktheid opnieuw op 54,72% werd vastgesteld. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. De Raad heeft de zaak behandeld op 4 juli 2024, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire en het Uwv door A.H.G. Boelen. De Raad oordeelt dat het Uwv op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellant. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

23/1717 WIA
Datum uitspraak: 15 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 16 mei 2023 en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van 25 december 2019 heeft vastgesteld op 54,72%. Appellant heeft aangevoerd het hiermee niet eens te zijn omdat het Uwv zijn medische beperkingen heeft onderschat. De Raad volgt het standpunt van appellant niet.

PROCESVERLOOP

Bij een uitspraak van 2 maart 2023 [1] heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 juni 2022 (20/2967) vernietigd, het beroep tegen het besluit van 21 oktober 2020 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in die uitspraak. Daarbij heeft de Raad bepaald dat tegen dat nieuwe besluit met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Het Uwv heeft op 16 mei 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar (bestreden besluit) genomen.
Namens appellant heeft mr. A.C.S. Grégoire beroep ingesteld, nadere stukken en een verzoek om schadevergoeding ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en een nadere reactie ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 juli 2024. Namens appellant is verschenen mr. Grégoire. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.H.G. Boelen. De zaak is gevoegd behandeld met de zaken 23/2555 WIA en 23/2557 WIA. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In elke zaak wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de uitspraak van 2 maart 2023 en volstaat hier met de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant was werkzaam als directeur voor gemiddeld 39,83 uur per week. Op 27 december 2017 heeft hij zich met psychische klachten ziekgemeld. Bij besluit van 31 december 2019 heeft het Uwv appellant met ingang van 25 december 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering [2] toegekend, omdat hij met ingang van die datum 41,54% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant tegen de hoogte van de toegekende WIA- uitkering bij besluit van 21 oktober 2020 gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 december 2019 vastgesteld op 55,99%. Appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep op 16 juni 2022
ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.
Uitspraak van de Raad
2. De Raad heeft in zijn uitspraak van 2 maart 2023 overwogen dat in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ten onrechte niet is opgenomen dat appellant geen gehoorbescherming kan dragen omdat hij is aangewezen op het vrijwel voortdurende gebruik van hoortoestellen. De geselecteerde functies zijn om die reden niet voor appellant geschikt geacht. Voor het opnemen van meer of andere beperkingen in de FML heeft de Raad geen aanleiding gezien.
Bestreden besluit
3. Ter uitvoering van deze uitspraak heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 5 mei 2023 nieuwe functies geselecteerd. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige rekening gehouden met de onmogelijkheid voor appellant om gehoorbescherming te dragen. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van 25 december 2019 vastgesteld op 54,72% en het bezwaar tegen het besluit van 31 december 2019 opnieuw gegrond verklaard.
Het standpunt van appellant
4. Appellant heeft aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat de geselecteerde functies niet passend zijn. Appellant is van mening dat het Uwv voor het nemen van het bestreden besluit contact had moeten opnemen met F. Patelski, klinisch arbeidsgeneeskundige audiologie. Appellant heeft verwezen naar de verklaring van Patelski van 17 augustus 2023.

Het oordeel van de Raad

5.1.
De Raad beoordeelt of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van 25 december 2019 terecht heeft vastgesteld op 54,72%. Daarnaast beoordeelt de Raad of aanleiding bestaat het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade aan appellant. De Raad doet dit aan de hand van wat appellant in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat het geding zich beperkt tot de vraag of het Uwv op de juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Raad van 2 maart 2023. Uit deze uitspraak volgt dat in de FML ten onrechte geen rekening is gehouden met het gegeven dat appellant geen gehoorbescherming kan dragen, als gevolg waarvan de geselecteerde functies niet geschikt zijn geacht. De Raad heeft verder als eindoordeel gegeven dat er geen aanleiding was voor het opnemen van meer of andere beperkingen in de FML. De Raad komt dan ook in dit geding niet toe aan bespreking van de grond dat er aanvullende beperkingen in de FML moeten worden opgenomen, omdat hierover al een eindoordeel is gegeven.
5.3.
De Raad is van oordeel dat het Uwv op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van 2 maart 2023. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 5 mei 2023 met de aanvullende beperking dat appellant geen gehoorbescherming kan dragen, per 25 december 2019 drie nieuwe functies geselecteerd en een functie gehandhaafd. Patelski heeft op 17 augustus 2023 namens appellant gereageerd dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn, omdat de spraakverstaanbaarheid bij appellant ernstig verstoord is en de spraakverstaanbaarheid bij de uitoefening van deze functies juist een vereiste is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 25 september 2023 aangegeven dat het bij de geselecteerde functies mogelijk is om een-op-een te communiceren, maar dat bovendien schriftelijk instructies kunnen worden gegeven. Het standpunt dat de functie machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) een witte raaf is, heeft de arbeidsdeskundige gemotiveerd betwist. De Raad is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn. Voor de door appellant gestelde noodzaak dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voorafgaand aan het selecteren van de nieuwe functies contact opneemt met Patelski, ziet de Raad geen aanleiding, omdat bij Patelski sprake is van andere deskundigheid.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep slaagt niet. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Hieruit volgt dat er geen aanleiding is om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente aan appellant.
7. Omdat het beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek als voorzitter, en B. Serno en A.M. RentemaWesterhof als leden, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) D. Schaap

Voetnoten

1.CRvB 2 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:401.
2.De afkorting WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.