ECLI:NL:CRVB:2024:1721

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
23/939 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in WIA-zaak

Op 15 augustus 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. Het hoger beroep was ingediend door een appellant die in een eerdere procedure had geprotesteerd tegen de terugvordering van te veel verstrekte WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waardoor het besluit van het Uwv in stand bleef.

De appellant had in hoger beroep zijn gronden tegen de terug- en invordering laten vallen en zich enkel gericht op het verzoek om excuses van het Uwv en vergoeding van proceskosten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen sprake was van voldoende procesbelang, aangezien het verzoek om excuses principieel van aard was en geen feitelijke betekenis had voor de appellant. Bovendien lag het besluit waar de appellant naar verwees buiten de omvang van de procedure.

De Raad concludeerde dat aan het verzoek om veroordeling tot vergoeding van proceskosten geen procesbelang kon worden ontleend, en dat het verzoek om excuses niet voldeed aan de vereisten voor procesbelang. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de beslissing ondertekend. De uitspraak is relevant voor de interpretatie van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer

23.2939 WIA-PV

Datum uitspraak: 15 augustus 2024
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 september 2023, 23/1339 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: M.E. Fortuin, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: S. Pouw
Appellant is ter zitting verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.C. van Beek.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 2 augustus 2022 heeft het Uwv een bedrag van € 10.934,25 bruto aan te veel verstrekte WGA-uitkering over het jaar 2021 van appellant teruggevorderd en bij besluit van 19 augustus 2022 heeft het Uwv een bedrag van € 10.620,35 van appellant ingevorderd. Bij besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 2 augustus 2022 en 19 augustus 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Appellant heeft zijn gronden tegen de terug- en invordering laten vallen en zich in hoger beroep uitsluitend nog op het standpunt gesteld dat het Uwv hem excuses is verschuldigd en dat het Uwv veroordeeld dient te worden in de kosten van zijn advocaat en het griffierecht. Appellant meent dat het Uwv hem verkeerd heeft geïnformeerd. Volgens appellant heeft het Uwv hem tijdens een telefoongesprek in juli 2020 meegedeeld dat hij genoeg verdiende om voor een WGA-loonaanvullingsuitkering in aanmerking te komen. Het Uwv heeft dan ook volgens hem een verkeerde schatting van zijn verdiensten gemaakt in een besluit van 29 december 2020 omtrent zijn WIA-uitkering.
Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad [1] is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Aan een verzoek om veroordeling tot vergoeding van proceskosten kan geen procesbelang worden ontleend. Evenmin is een procesbelang gelegen in het verkrijgen van het griffierecht.
Het verzoek van appellant om excuses van het Uwv is principieel van aard en vormt geen procesbelang. Daarbij is nog van belang dat – zoals de rechtbank terecht heeft overwogen – het besluit van 29 december 2020 buiten de omvang van deze procedure ligt. Verder bestaat geen aanleiding om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 15 augustus 2024
De griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
(getekend) S. Pouw (getekend) M.E. Fortuin

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4108.