ECLI:NL:CRVB:2024:1758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F.M. Rijnbeek
- S.C. Scholten
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per 14 maart 2022 op 56,43% was vastgesteld. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.T. Ghaffari, betwistte deze vaststelling en stelde dat hij meer medische beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 31 juli 2024, waar appellant en zijn advocaat aanwezig waren, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I. Smit.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende onderbouwing had gegeven voor de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit en dat de gronden van appellant in hoger beroep niet tot een ander oordeel leidden.
De uitspraak bevestigt dat de toekenning van de WIA-uitkering aan appellant, met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 56,43%, in stand blijft. Aangezien het hoger beroep niet slaagde, heeft appellant geen recht op vergoeding van proceskosten of griffierecht.