ECLI:NL:CRVB:2024:1808

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
23/1265 CRTV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

Op 18 september 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1265 CRTV. Het hoger beroep was ingesteld door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 maart 2023. Bij brief van 10 april 2024 heeft het Uwv het hoger beroep ingetrokken. De Vereniging, vertegenwoordigd door mr. J.W.E.M. Engels-Jansen, heeft vervolgens verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij in hoger beroep heeft gemaakt. Het Uwv heeft gereageerd op dit verzoek en aangegeven dat de proceskosten al aan de Vereniging zijn vergoed.

De Raad heeft overwogen dat, volgens artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan op verzoek van een partij kan worden veroordeeld in de kosten bij intrekking van het hoger beroep. Het Uwv heeft de intrekking van het hoger beroep gerechtvaardigd door te verwijzen naar een herziene beslissing op bezwaar van 25 april 2024, waarin het bezwaar alsnog gegrond werd verklaard en de compensatie van de transitievergoeding werd verhoogd. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten in hoger beroep al door het Uwv zijn vergoed en heeft daarom het verzoek van de Vereniging om een verdere proceskostenveroordeling afgewezen.

De uitspraak is gedaan door A.M. Rentema-Westerhof, met S.P.A. Elzer als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

23/1265 CRTV
Datum uitspraak: 18 september 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75 en 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 maart 2023, 21/867
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[naam vereniging basisonderwijs] te [plaats] (Vereniging)
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld
Bij brief van 10 april 2024 heeft het Uwv het hoger beroep ingetrokken.
Namens de Vereniging heeft mr. J.W.E.M. Engels-Jansen, gemachtigde, op 23 april 2024 verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten die de Vereniging in hoger beroep heeft gemaakt.
Het Uwv heeft op 8 mei 2024 op dit verzoek gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:118, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan, in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Het Uwv heeft het hoger beroep ingetrokken omdat met de herziene beslissing op bezwaar van 25 april 2024 is berust in de uitspraak van de rechtbank. Met deze herziene beslissing op bezwaar heeft het Uwv het bezwaar alsnog gegrond verklaard, het bestreden besluit herroepen en de compensatie van de transitievergoeding verhoogd tot een bedrag van € 18.388,87. Het Uwv heeft daarnaast aangegeven een bedrag van € 3.746,- aan proceskosten te vergoeden, waaronder begrepen de kosten die de Vereniging in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. In een brief van 10 april 2024 heeft het Uwv de Vereniging medegedeeld hoe de hoogte van dat bedrag is samengesteld. Hieruit volgt dat, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de kosten in hoger beroep een bedrag van € 875,- (1 punt voor het indienen van het verweerschrift) aan de Vereniging wordt betaald. De Vereniging heeft verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij in hoger beroep heeft gemaakt en heeft daarbij aangegeven dat het gaat om 1 punt voor het indienen van het verweerschrift.
Het Uwv heeft als reactie op dit verzoek aangegeven dat aan de Vereniging al de proceskosten (waaronder de proceskosten in hoger beroep) zijn betaald. Het Uwv verzet zich tegen het nogmaals vergoeden van die kosten.
Nu door de Vereniging niet is weersproken dat de proceskosten in hoger beroep door Uwv al aan haar zijn vergoed, ziet de Raad geen aanleiding het Uwv nogmaals in die kosten te veroordelen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Rentema-Westerhof, in tegenwoordigheid van S.P.A. Elzer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024.
(getekend) A.M. Rentema-Westerhof
(getekend) S.P.A. Elzer