ECLI:NL:CRVB:2024:1849

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
23/72 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Op 26 maart 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De Raad heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld, waarbij appellante geen professionele rechtsbijstand had ingeschakeld in de procedures. De kosten voor rechtsbijstand werden niet vergoed, maar de reiskosten en het griffierecht werden wel in aanmerking genomen. Uiteindelijk heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot een vergoeding van de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 1.342,68, evenals het griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 2 oktober 2024
23/72 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
30 november 2022, 21/1510 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld en stukken ingediend.
Het Uwv heeft op 26 maart 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Mr. S. Slijkhuis is niet meer werkzaam bij de Raad. De zaak is overgedragen aan mr. W.R. van der Velde.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling ook van toepassing op het hoger beroep.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 maart 2024 aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. Appellante heeft verzocht om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.

Proceskosten

Kosten van rechtsbijstand
De kosten die appellante in verband met de behandeling van haar bezwaar voor rechtsbijstand heeft gemaakt, worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.248,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting op 17 november 2020 met een waarde per punt van € 624,-).
In de procedure in beroep en hoger beroep is geen sprake geweest van professionele rechtsbijstand. Appellante heeft in beroep en in hoger beroep zelf geprocedeerd en zich niet laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De door appellante op het formulier proceskosten vermelde kosten voor rechtsbijstand in beroep en hoger beroep komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Uit de datering van de door appellante ingebrachte betaalbewijzen aan mr. H. Martens, leidt de Raad af dat deze betrekking hebben op de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de Raad van 9 december 2020 (18/5683 WIA). In die procedure trad mr. Martens op als gemachtigde van appellante. De betalingen aan mr. Martens hebben in ieder geval geen betrekking op de onderhavige procedure. Mr. Martens heeft in deze procedure namelijk niet in beroep en ook niet in hoger beroep opgetreden als gemachtigde van appellante.
Van de betaalopdracht van € 1.000,- op 22 januari 2018 aan “eenvoudigrecht.nl” is niet duidelijk waarvoor deze gedaan is. Vast staat wel dat appellante in deze procedure (in bezwaar, beroep en hoger beroep) niet is bijgestaan of vertegenwoordigd door een gemachtigde van “eenvoudigrecht.nl”. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Reiskosten
De reiskosten die appellante voor het bijwonen van de zittingen heeft gemaakt komen voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van € 63,34 (voor het bijwonen van de hoorzitting op 17 november 2020 in Heerlen), € 3,00 in beroep (voor het bijwonen van de zitting op 9 november 2022 in Rotterdam) en € 28,34 in hoger beroep (voor het bijwonen van de zitting op 9 november 2023 in Utrecht), in totaal € 94,68. De reiskosten worden vergoed op basis van openbaar vervoer tweede klas.
Griffierecht
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.342,68;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024.
(getekend) W.R. van der Velde
(getekend) S. Pouw