ECLI:NL:CRVB:2024:1849
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Op 26 maart 2024 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De Raad heeft vervolgens de proceskosten beoordeeld, waarbij appellante geen professionele rechtsbijstand had ingeschakeld in de procedures. De kosten voor rechtsbijstand werden niet vergoed, maar de reiskosten en het griffierecht werden wel in aanmerking genomen. Uiteindelijk heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot een vergoeding van de proceskosten van appellante tot een totaalbedrag van € 1.342,68, evenals het griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van griffier S. Pouw, en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.