ECLI:NL:CRVB:2024:1887

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
22/1141 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • E.W. Akerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

Op 9 oktober 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1141 ZW. Deze uitspraak betreft een proceskostenveroordeling na de intrekking van het hoger beroep door de appellant, die werd vertegenwoordigd door mr. A.B.B. Beelaard. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2022, maar trok dit beroep in na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 16 mei 2024. In zijn brief van 11 juni 2024 verzocht de appellant de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, waarop het Uwv geen bezwaar maakte.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, dat bepaalt dat het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoet is gekomen. Aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de bezwaren van de appellant tegemoet is gekomen, werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten die de appellant heeft moeten maken in verband met het hoger beroep.

De totale proceskosten zijn begroot op € 2.187,50, inclusief reiskosten van € 60,- en het griffierecht van € 136,-. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij het Uwv in totaal € 2.247,50 aan de appellant moet vergoeden, inclusief het griffierecht. Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 oktober 2024
22/1141 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2022, 21/456 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.B.B. Beelaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 16 mei 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 juni 2024 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bij brief van 17 juli 2024 meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de gevraagde vergoeding van proceskosten. Het Uwv heeft opgemerkt dat de proceskosten in beroep door de rechtbank zijn vergoed.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 mei 2024 geheel aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 2.187,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de reactie op het deskundigenrapport). Ook komen voor vergoeding in aanmerking de door appellant gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep van € 60,-.
Ook dient het Uwv aan appellant het door hem in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 136,- dient te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 2.247,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) S. Pouw