ECLI:NL:CRVB:2024:1955

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
23/530 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep onder zaaknummer 23/530 WIA. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. van der Eijk, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2022. Tijdens de procedure heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 4 januari 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan de appellant een IVA-uitkering is toegekend met terugwerkende kracht tot 3 november 2021. Hierdoor heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv aan de verzoeken van de appellant is tegemoetgekomen, wat betekent dat de appellant recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft tevens bepaald dat het Uwv het door de appellant betaalde griffierecht van € 136,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 oktober 2024
23/530 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 december 2022, 22/1789 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. van der Eijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 januari 2024 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het Uwv bij de nieuwe beslissing op bezwaar van 4 januari 2024 appellant alsnog met ingang van 3 november 2021 een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen heeft toegekend.
Aldus is aan appellant tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Hierbij wordt overwogen dat de kosten van bezwaar door het Uwv zijn vergoed en dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het Uwv al had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten in beroep.
Ook moet het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 875,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. Karman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024.
(getekend) C. Karman
(getekend) S. Pouw