ECLI:NL:CRVB:2024:1978
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant per 21 februari 2022, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant is van mening dat hij meer beperkingen heeft dan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft aangenomen en kan daarom de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.W. van Schaik. De ex-werkgever was niet aanwezig op de zitting. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek heeft uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 december 2021 niet onjuist is. De Raad concludeert dat er geen medische indicatie is voor een urenbeperking en dat appellant in staat is de geselecteerde functies te verrichten. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Hierdoor blijft de beëindiging van de WIA-uitkering in stand, en krijgt appellant geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.