In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die na een motorongeval in 2008 arbeidsongeschikt raakte, had eerder een WIA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 38,18%. Na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid in 2020, heeft het Uwv zijn uitkering aangepast naar 75,65% op basis van een nieuwe Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. Appellant was het niet eens met de uitspraak en stelde dat er meer beperkingen in zijn FML opgenomen hadden moeten worden. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de aanpassingen in de FML gerechtvaardigd waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, evenals de vergoeding van proceskosten.