ECLI:NL:CRVB:2024:2005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekennen ZW-uitkering per 10 januari 2022 na medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante met ingang van 10 januari 2022 een Ziektewet (ZW)-uitkering toe te kennen. Appellante stelt dat zij door haar medische beperkingen niet in staat is om de eerder geselecteerde functies in het kader van de Eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht had beëindigd, omdat appellante in staat werd geacht om meer dan 65% van haar oude loon te verdienen in andere functies. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de toegenomen beperkingen en de geschiktheid van de functies, niet gevolgd. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende medisch en arbeidskundig onderbouwd heeft dat de functies geschikt zijn voor appellante, ondanks haar beperkingen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de weigering van de ZW-uitkering blijft in stand. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en griffierecht.