In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden had de bijstand van appellant ingetrokken en teruggevorderd, omdat hij zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door niet te melden dat hij zijn hoofdverblijf niet had op het uitkeringsadres. Dit werd onderbouwd met een extreem laag waterverbruik van slechts 1 m3 over een periode van drie jaar. De Raad oordeelde echter dat appellant dit verbruik voldoende gemotiveerd had betwist. Hij had bewijsstukken overgelegd, waaronder een foto van de watermeter die een verbruik van 30 m3 toonde, en e-mailberichten die het uitkeringsadres als afleveradres noemden. De Raad concludeerde dat het college niet voldoende had aangetoond dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk was gemotiveerd. De Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het college opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant.