ECLI:NL:CRVB:2024:2072
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekennen ZW-uitkering per 12 september 2022
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om aan appellante een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen per 12 september 2022. Appellante, die eerder ziek was gemeld en een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) had aangevraagd, stelde dat haar medische beperkingen haar ongeschikt maakten voor de functies die eerder waren geselecteerd. Het Uwv oordeelde echter dat er geen toename van beperkingen was en dat appellante geschikt was voor de eerder geselecteerde functies. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 31 oktober 2024 behandeld. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had besloten om de ZW-uitkering te weigeren. De Raad volgde de argumentatie van de rechtbank en concludeerde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De door appellante overgelegde medische stukken gaven geen aanleiding om aan de juistheid van de beoordeling te twijfelen. De Raad bevestigde dat de beperkingen van appellante sinds de eerdere WIA-beoordeling niet waren toegenomen, waardoor het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante geen recht had op een ZW-uitkering per 12 september 2022. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen schadevergoeding toegekend aan appellante.