Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant door het Uwv per 11 februari 2022. Appellant stelt dat hij door zijn medische beperkingen niet in staat is om de eerder bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd. De Raad oordeelt dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen per 11 februari 2022, afgezien van de beperking voor het beroepsmatig besturen van voertuigen. De Raad volgt de motivering van het Uwv dat appellant, ook met deze toegenomen beperking, geschikt is voor ten minste drie van de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies. De rechtbank heeft in haar uitspraak de rapporten van de verzekeringsartsen als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beoordeeld. Appellant heeft in hoger beroep diverse medische stukken overgelegd, maar de Raad concludeert dat deze informatie geen aanleiding geeft om het standpunt van het Uwv te wijzigen. De Raad bevestigt dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 11 februari 2022 in stand blijft en dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht.