ECLI:NL:CRVB:2024:2128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en herhaalde beroepsgronden zonder nieuwe medische informatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich had ziekgemeld wegens verslavingsproblematiek en depressie. Appellant had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze aanvraag geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen deze weigering ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de medische en arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit juist was. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd en heeft enkel zijn eerdere argumenten herhaald. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de vastgestelde beperkingen van appellant correct waren. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak bevestigt de weigering van het Uwv om appellant per 10 maart 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet succesvol was. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.