Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 9 april 2021 ongegrond;
€ 1.750,-;
€ 875,-;
bedrag van € 500,-;
vergoedt;
€ 136,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het UWV om betrokkene een WIA-uitkering toe te kennen per 9 november 2020. De Raad oordeelde dat het UWV onterecht had besloten dat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt was, omdat de medische beoordeling onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank had eerder de urenbeperking van 4 uur per dag, 20 uur per week vastgesteld, maar de Raad oordeelde dat deze beperking niet adequaat was gemotiveerd. De verzekeringsarts had in zijn rapport een duurbelasting van 6 uur per dag, 30 uur per week aangenomen, wat de Raad als juist beschouwde.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte niet had beslist op het verzoek van betrokkene om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad constateerde dat de redelijke termijn was overschreden met meer dan een maand, wat leidde tot een schadevergoeding van € 500,- aan betrokkene. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit van het UWV ongegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het tweede bestreden besluit gegrond werd verklaard en vernietigd.
De Raad heeft ook proceskosten vergoed aan zowel appellante als betrokkene, en het UWV werd opgedragen om het griffierecht te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak om tijdig te beslissen op verzoeken om schadevergoeding.