ECLI:NL:CRVB:2024:2243

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
24/714 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. V.C.D. Klaassen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 21 februari 2024 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/6604. Op 19 juni 2024 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Vervolgens heeft appellante op 30 juli 2024 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die zij heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, aangezien het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen, het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 2.625,-, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in zowel beroep als hoger beroep. Daarnaast is het Uwv ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat appellante heeft betaald, dat in totaal € 188,- bedraagt.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 27 november 2024. De griffier van de zitting was A.M. Korver. Deze uitspraak is relevant voor de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die betrekking hebben op proceskostenveroordelingen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

24/714 ZW
Datum uitspraak:27 november 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
21 februari 2024, 23/6604 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. V.C.D. Klaassen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 19 juni 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 30 juli 2024 heeft mr. Klaassen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 19 juni 2024 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Omdat het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,‑ in beroep (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-) en € 875,- in hoger beroep
(één punt voor het indienen van het hoger beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor de aan appellante door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 2.625,-.
Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.625,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 188,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024.