ECLI:NL:CRVB:2024:230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 16 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Raad voor de Rechtspraak heeft het verzoek tot veroordeling in de proceskosten behandeld tijdens een zitting op 16 november 2023, waarbij mr. Bal voor appellante en mr. I. Smit voor het Uwv aanwezig waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan haar beroep tegemoet is gekomen. De Raad heeft vervolgens de proceskosten in zowel het beroep als het hoger beroep beoordeeld. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.937,50, met een aanvullende vergoeding voor de kosten van de door appellante ingeschakelde verzekeringsarts drs. D. van Arkel, wat het totaalbedrag op € 4.110,23 brengt. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van € 181,-.
De uitspraak is gedaan door M.L. Noort, met N. Yalçınkaya als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.