ECLI:NL:CRVB:2024:230

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
21/2983 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 16 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante haar hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Raad voor de Rechtspraak heeft het verzoek tot veroordeling in de proceskosten behandeld tijdens een zitting op 16 november 2023, waarbij mr. Bal voor appellante en mr. I. Smit voor het Uwv aanwezig waren.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan haar beroep tegemoet is gekomen. De Raad heeft vervolgens de proceskosten in zowel het beroep als het hoger beroep beoordeeld. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.937,50, met een aanvullende vergoeding voor de kosten van de door appellante ingeschakelde verzekeringsarts drs. D. van Arkel, wat het totaalbedrag op € 4.110,23 brengt. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het door appellante betaalde griffierecht van € 181,-.

De uitspraak is gedaan door M.L. Noort, met N. Yalçınkaya als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.

Uitspraak

21 2983 ZW

Datum uitspraak: 8 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 juli 2021, 19/975 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.I. Bal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 16 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft verzocht om een zitting.
De Raad heeft het verzoek tot veroordeling in de proceskosten gelijktijdig met zaak 21/2984 WIA behandeld op een zitting van 16 november 2023. Voor appellante is mr. Bal verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit. In zaak 21/2984 WIA wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 16 november 2022 aan haar beroep is tegemoet gekomen.
Proceskosten
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van het bezwaar heeft het Uwv reeds vergoed. De proceskosten in beroep worden begroot op € 2.187,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor een reactie en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 875,- per punt). De proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 875,- per punt). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 3.937,50.
Appellante heeft eveneens verzocht om vergoeding van kosten van de door haar ingeschakelde verzekeringsarts drs. D. van Arkel. De facturen van verzekeringsarts van Arkel van 15 januari 2018, 10 juli 2020 en 11 september 2020 bedragen in totaal € 1.839,20 (inclusief omzetbelasting) en zien op in totaal 7,5 uren. Enkel de factuur van 11 september 2020 komt voor vergoeding in aanmerking omdat deze factuur betrekking heeft op onderhavige zaak. Met het Uwv is de Raad van oordeel dat daarbij, conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003, moet worden uitgegaan van een maximaal uurtarief van € 142,75, wat inclusief omzetbelasting € 172,73 wordt. Dit betekent dat een bedrag van € 172,73 voor vergoeding in aanmerking komt. Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten door het Uwv bedraagt daarmee € 4.110,23.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.110,23;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 181,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.L. Noort, in tegenwoordigheid van N. Yalçınkaya als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2024.
(getekend) M.L. Noort
(getekend) N. Yalçınkaya