In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op meerdere verzoeken om herziening van eerdere uitspraken. De verzoeker heeft op 9 augustus 2022 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 juni 2022, waarin verschillende verzoeken om herziening niet-ontvankelijk waren verklaard. De Raad heeft enkele herzieningsverzoeken niet-ontvankelijk verklaard omdat deze te laat zijn ingediend. De tijdige verzoeken om herziening zijn afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangedragen die aanleiding geven tot herziening volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft overwogen dat verzoeker zijn standpunten, die hij eerder naar voren heeft gebracht, heeft herhaald en dat deze niet voldoen aan de vereisten voor herziening. De uitspraak van 2 juni 2022 blijft derhalve in stand, en de verzoeken om herziening zijn afgewezen.