Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om individuele inkomenstoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. Appellante, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, had in 2021 een aanvraag ingediend voor de individuele inkomenstoeslag, inclusief een verzoek om toekenning met terugwerkende kracht tot 2017. Het college heeft de aanvraag afgewezen, met als argument dat de individuele inkomenstoeslag jaarlijks opnieuw moet worden aangevraagd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er wel bijzondere omstandigheden waren en dat het college haar onvoldoende had geïnformeerd over de aanvraagprocedure.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 16 juli 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.C.S. Grégoire, en het college door J.E. Day. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in 2017 al een individuele inkomenstoeslag had aangevraagd en dat het college haar in 2017 had geïnformeerd over de noodzaak om opnieuw aan te vragen. De Raad oordeelde dat het college voldoende informatie had verstrekt en dat appellante niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een toekenning met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Het verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente werd eveneens afgewezen. Appellante kreeg geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.