ECLI:NL:CRVB:2024:2393
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.I. Olivier, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 2 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 29 juli 2024 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en 8:108, die betrekking hebben op de proceskosten bij intrekking van het beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, die in totaal zijn begroot op € 6.312,54. Dit bedrag omvat kosten voor rechtsbijstand en het griffierecht dat appellante heeft betaald in zowel beroep als hoger beroep. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor vergoeding van proceskosten in situaties waarin het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoetkomt, zoals vastgelegd in de Awb.
De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 13 december 2024. De beslissing is ondertekend door de voorzitter F.M. Rijnbeek en griffier D. Schaap.