ECLI:NL:CRVB:2024:2393

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
21/3405 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.I. Olivier, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 2 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante op 29 juli 2024 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft zij verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast, met name artikel 8:75a en 8:108, die betrekking hebben op de proceskosten bij intrekking van het beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigde. De Raad heeft vervolgens geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, die in totaal zijn begroot op € 6.312,54. Dit bedrag omvat kosten voor rechtsbijstand en het griffierecht dat appellante heeft betaald in zowel beroep als hoger beroep. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor vergoeding van proceskosten in situaties waarin het bestuursorgaan aan de bezwaren van de indiener tegemoetkomt, zoals vastgelegd in de Awb.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 13 december 2024. De beslissing is ondertekend door de voorzitter F.M. Rijnbeek en griffier D. Schaap.

Uitspraak

21/3405 ZW
Datum uitspraak: 13 december 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
30 juli 2021, 20/1613 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.I. Olivier, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 2 juli 2024 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 29 juli 2024 heeft opvolgend gemachtigde mr. W.P.J.M. van Gestel namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 2 juli 2024 aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 2.187,50 in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt met wegingsfactor 0,5 voor het indienen van een zienswijze, waarde per punt € 875,-) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift).
Ook komen de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het inschakelen van een deskundige voor vergoeding in aanmerking. De op de specificatie van de factuur van 22 juni 2022 genoemde administratiekosten van € 118,15 exclusief omzetbelasting komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat artikel 1 van het Bpb niet in vergoeding van deze kosten voorziet. De overige op deze factuur vermelde kosten met betrekking tot de werkzaamheden van de verzekeringsarts komen wel voor vergoeding in aanmerking. Het Uwv is akkoord met vergoeding van deze kosten. Dit betekent dat wat betreft deze factuur een bedrag van € 2.725,28 inclusief omzetbelasting wordt vergoed. Ook de facturen met bedragen van € 420,11 en € 104,65 inclusief omzetbelasting komen voor vergoeding in aanmerking. Het Uwv heeft zich met het vergoeden hiervan eveneens akkoord verklaard. De factuur van De Bureau’s van € 214,65 komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het Uwv onweerproken heeft gesteld dat hiervan geen onderliggend rapport is te vinden.
In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding voor de aan appellante door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand € 6.312,54.
Ook moet het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 6.312,54;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
in totaal € 182,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) D. Schaap