ECLI:NL:CRVB:2024:2438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
23/1358 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten laminaat en laptop

In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van de aanschaf en het leggen van laminaat en de kosten van woninginrichting. Appellante heeft aangevoerd dat de vergoeding die zij heeft gekregen voor het laminaat ontoereikend is en dat het college aan haar de meerkosten dient te vergoeden. Ook wenst zij een vergoeding voor een openstaande factuur van de schilder/stukadoor. Verder gaat het in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laptop. Appellante stelt zich op het standpunt dat er in haar geval bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan bijzondere bijstand moet worden verleend. De Raad is van oordeel dat de beroepsgronden van appellante niet slagen en dat het college niet gehouden was om aan appellante meer bijzondere bijstand te verstrekken dan het college reeds heeft verstrekt. Ten slotte heeft de Raad overwogen dat er geen aanleiding bestaat het college te veroordelen tot het vergoeden van de door appellante gestelde schade.

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 oktober 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door [gemachtigde]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.A. van der Hoeff-Olgers en S. Wouterson.

De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De Raad concludeert dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laptop terecht heeft afgewezen. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in haar geval bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat deze kosten niet uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan.

Uitspraak

23/1358 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2023, 22/2318 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede (college)
Datum uitspraak: 3 december 2024
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand voor de kosten van de aanschaf en het leggen van laminaat en de kosten van woninginrichting. Appellante heeft aangevoerd dat de vergoeding die zij heeft gekregen voor het laminaat ontoereikend is en dat het college aan haar de meerkosten dient te vergoeden. Ook wenst zij een vergoeding voor een openstaande factuur van de schilder/stukadoor. Verder gaat het in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laptop. Appellante stelt zich op het standpunt dat er in haar geval bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan bijzondere bijstand moet worden verleend. De Raad is van oordeel dat de beroepsgronden van appellante niet slagen en dat het college niet gehouden was om aan appellante meer bijzondere bijstand te verstrekken dan het college reeds heeft verstrekt. Ten slotte heeft de Raad overwogen dat er geen aanleiding bestaat het college te veroordelen tot het vergoeden van de door appellante gestelde schade.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 oktober 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door [gemachtigde] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.A. van der Hoeff-Olgers en S. Wouterson.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft, na een periode dakloos te zijn geweest, met ingang van 3 juni 2021 via urgentie een woning toegewezen gekregen in [plaats] . Met ingang van deze datum heeft het college haar bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande toegekend.
1.2.
Op 18 juni 2021 heeft appellante bij het college bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de aanschaf en het leggen van een laminaatvloer en ondervloer, de kosten van de eerste maand huur en de kosten van woninginrichting. Bij haar aanvraag heeft appellante een offerte van een vloerenbedrijf gevoegd. De kosten voor de vloer zijn begroot op een totaalbedrag van € 3.620,37. Hierin is begrepen een bedrag van € 1.000,- voor het leggen van de vloer en een bedrag van € 320,- voor het afwerken van de vloer met platte plinten.
1.3.
Met een besluit van 29 juni 2021 (besluit 1) heeft het college aan appellante een bedrag van € 720,- aan bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt voor de kosten van laminaat en een ondervloer. De aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste maand huur heeft het college afgewezen. Het college heeft in dit besluit niet beslist op de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van het leggen van het laminaat en de kosten van woninginrichting.
1.4.
Begin november 2021 heeft appellante opnieuw een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting ingediend. Appellante heeft de kosten begroot op € 4.652,88. Op de door appellante bij de aanvraag gevoegde lijst met aan te schaffen spullen staat ook een laptop van € 449,-.
1.5.
Met een besluit van 9 november 2021 (besluit 2) heeft het college aan appellante een bedrag van € 3.823,- (€ 4.543,-, het maximale bedrag uit het verstrekkingenboek, minus het eerder aan appellante verstrekte bedrag van € 720,- voor het laminaat) aan bijzondere bijstand toegekend voor het inrichten van haar woning. Dit bedrag heeft het college “om niet” aan appellante verstrekt. Het college heeft in dit besluit niet beslist op de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laptop.
1.6.
Met een besluit van 29 november 2021 (besluit 3) heeft het college aan appellante een bedrag van € 1.496,25 aan bijzondere bijstand voor het leggen van de laminaatvloer toegekend. Het college heeft dit bedrag rechtstreeks overgemaakt aan het bedrijf dat de vloer heeft gelegd. Bij besluit van 30 november 2021 heeft het college nog eens € 301,91 extra voor het leggen van laminaat vergoed.
1.7.
Met een besluit van 7 februari 2022 (besluit 4) heeft het college alsnog beslist op de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laptop en deze aanvraag afgewezen. Het college heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat deze kosten moeten worden gerekend tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op het niveau van de bijstandsnorm moeten worden voldaan, hetzij door reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening voor deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Appellante heeft volgens het college niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
1.8.
Met een besluit van 30 maart 2022 (bestreden besluit) heeft het college, onder overneming van het advies van de commissie voor bezwaarschriften van 10 maart 2022, de bezwaren van appellante tegen de besluiten 1, 2 en 4 ongegrond verklaard. Tegen besluit 3 heeft appellante geen bezwaar gemaakt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade afgewezen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Kosten van laminaat
4.1.
Appellante voert aan dat het door het college verstrekte bedrag van € 720,- aan bijzondere bijstand voor het laminaat en de ondervloer ontoereikend is en niet marktconform. Zij wenst de meerkosten die zij heeft moeten maken voor de aanschaf van de vloer ook door het college vergoed te zien. Deze beroepsgrond slaagt niet. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.2.
Stofferingskosten, waaronder laminaat, zijn incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Uitgangspunt van de wetgever is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat wil zeggen: de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot het op minimumniveau algemeen gangbare bestedingspatroon. Alleen in bijzondere omstandigheden is aanvullend bijzondere bijstand nodig. Daarom kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen.
4.3.
Een bijstandverlenende instantie mag in beginsel voor het bepalen van de omvang van de noodzakelijke kosten en de hoogte van de bijzondere bijstand forfaitaire bedragen of richtlijnen hanteren. De betrokkene moet met de bijzondere bijstand de goedkoopste adequate voorziening kunnen treffen. Het is aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat het forfaitair vastgestelde bedrag daartoe niet toereikend is. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [1]
4.4.
Het college voert volgens artikel 14 van het Verstrekkingenboek bijzondere bijstand 2018 (Verstrekkingenboek) beleid dat in beginsel geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen. Alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de aanschaf niet te voorzien was en er niet gereserveerd kon worden, kan in individuele situaties leenbijstand worden verstrekt. In het geval van appellante heeft het college bijzondere omstandigheden aangenomen. Volgens de normenlijst in het Verstrekkingenboek wordt voor de aanschaf van laminaat een vergoeding van € 7,- per vierkante meter en voor de aanschaf van een ondervloer een vergoeding van € 3,- per vierkante meter verstrekt. De woning van appellante heeft een oppervlakte van 72 vierkante meter, zodat de vergoeding voor de aanschaf van laminaat en ondervloer € 720,- bedraagt. Dit bedrag heeft het college conform zijn beleid aan appellante verstrekt. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit bedrag niet toereikend was. De stelling dat dit bedrag niet marktconform is heeft zij niet aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat de offerte hoger was, is daartoe onvoldoende. Niet gebleken is dat appellante niet van een goedkopere adequate voorziening gebruik had kunnen maken. Het college was dan ook niet gehouden om de meerkosten aan appellante te vergoeden.
Kosten van de schilder/stukadoor
4.5.
Appellante voert verder aan dat zij nog een openstaande rekening heeft bij de schilder/stukadoor van € 1.100,-. Deze kosten heeft zij moeten maken vanwege de slechte staat van de muren in de woning. Appellante stelt zich op het standpunt dat het college voor deze kosten alsnog bijzondere bijstand aan haar moet verstrekken.
4.6.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de dossierstukken is niet gebleken dat appellante bij het college voor deze kosten een aanvraag om bijzondere bijstand heeft ingediend. Het college heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat het college geen aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een schilder/stukadoor heeft ontvangen. Om die reden heeft het college geen besluit genomen over het vergoeden van deze kosten. Dit betekent dat dit onderwerp geen onderdeel uit maakt van deze procedure. De Raad zal deze beroepsgrond daarom ook niet verder bespreken.
Kosten van een laptop
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten voor de aanschaf van een laptop voor appellante noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. Zoals de Raad eerder heeft overwogen is de samenleving in belangrijke mate gedigitaliseerd. Computer- en internetgebruik is inmiddels ingebed in het dagelijks leven, terwijl de overheid en maatschappelijke organisaties aansturen op digitale communicatie. Het voorhanden hebben van een digitaal hulpmiddel, zoals een computer of laptop, is daartoe onontbeerlijk. [2]
4.8.
In verband met de in 4.7 weergegeven ontwikkelingen, beschikt tegenwoordig vrijwel ieder huishouden in Nederland over een digitaal hulpmiddel, zoals een computer of laptop. Deze hulpmiddelen zijn te beschouwen als duurzame gebruiksgoederen. De kosten daarvan moeten worden gerekend tot de incidentele algemene kosten van het bestaan. Deze kosten dienen daarom in beginsel te worden voldaan uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening voor deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De enkele stelling van appellante dat zij bereikbaar moet zijn voor overheids- en zorginstanties, maakt niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Ook verder heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat er in haar geval bijzondere omstandigheden zijn.
4.9.
Uit 4.8 volgt dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een laptop terecht heeft afgewezen.
Schade
4.10.
Op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van het niet tijdig nemen van een besluit.
4.11.
De rechtbank heeft het verzoek van appellante om veroordeling tot vergoeding van schade afgewezen. Appellante is het daar niet mee eens. Appellante stelt dat zij door te late besluitvorming ten aanzien van de aanvragen over de kosten van het leggen van het laminaat en de inrichtingskosten schade heeft geleden. Deze schade bestaat, zoals appellante ter zitting nader heeft toegelicht, uit drie maanden huurachterstand van in totaal € 1.863,90 (3 x € 621,30) en de schade die het gevolg is van de ontruiming van de woning. Van de woningbouwvereniging mocht zij niet in de woning wonen zolang er geen vloer lag. Het college heeft pas op 29 november 2021 beslist op de aanvraag van 18 juni 2021 om bijzondere bijstand voor de kosten van het leggen van het laminaat. De vloer is vervolgens in december 2021 gelegd en vanaf dat moment kon appellante haar woning inrichten. Omdat appellante de woning niet eerder kon betrekken, omdat zij zonder vloer niet in de woning mocht, heeft zij tijdelijk in hotels moeten verblijven. Zij heeft de bijstand gebruikt om dit te bekostigen. Hierdoor kon zij de huur niet meer betalen en is zij uiteindelijk wegens een huurachterstand uit haar woning gezet. Bij de ontruiming heeft de woningbouwvereniging alle spullen, waaronder het laminaat, weggegooid. De waarde van deze spullen zal het college moeten vergoeden.
4.12.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Het college heeft ter zitting erkend dat op de aanvraag van 18 juni 2021 voor het leggen van laminaat op 18 juni 2021 pas op 29 november 2021 is beslist en dat dit dus te laat is. Dat het college te laat op die aanvraag om bijzondere bijstand heeft beslist, maakt het college nog niet meteen schadeplichtig. Appellante zal aannemelijk moeten maken dat er een causaal verband is tussen de gestelde schade en de late besluitvorming. Hierin is zij niet geslaagd. Appellante heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat zij de bijstand niet heeft kunnen gebruiken voor het betalen van de huur en dat het niet betalen van de huur het gevolg is van het niet tijdig beslissen door het college.
Ditzelfde geldt voor de door haar gestelde schade vanwege de ontruiming. Deze schade is het gevolg van het niet betalen van de huur en niet het gevolg van de te late besluitvorming. Ook hier ontbreekt het causale verband. Het college is daarom niet gehouden de door appellante gestelde schade te vergoeden.

Conclusie en gevolgen

4.13.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) I. van der Hout

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Participatiewet
Artikel 35, eerste lid
De alleenstaande of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:88, eerste lid
De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b: (…);
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. (…).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7744.
2.Uitspraak van 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:850.