ECLI:NL:CRVB:2024:2444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.H.L.W.I. Korte
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in sociale zekerheidszaak
In deze zaak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat appellant geen procesbelang heeft bij een beoordeling van het hoger beroep. Appellant had zijn inhoudelijke beroepsgronden tegen het bestreden besluit niet gehandhaafd en voerde enkel aan dat het besluit niet zorgvuldig was voorbereid vanwege een geschonden hoorplicht. De Raad concludeert dat het mogelijk vaststellen van een gebrek in het bestreden besluit geen feitelijke betekenis heeft voor appellant, aangezien hij berust heeft in de gevolgen van het besluit. Het hoger beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop toont aan dat appellant, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg. Het college, vertegenwoordigd door mr. P. Franssen, heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 22 oktober 2024 heeft de Raad vastgesteld dat appellant zijn inhoudelijke gronden niet heeft gehandhaafd, wat leidt tot de conclusie dat er geen procesbelang is. De Raad heeft ook overwogen dat het louter vaststellen van een procedureel gebrek niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang, aangezien dit voor appellant geen feitelijke betekenis heeft.
De uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde, blijft daarmee in stand. De Raad heeft besloten dat appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard.