Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor stofferingskosten, specifiek voor een laminaatvloer. Appellante, die sinds 2015 op het uitkeringsadres woont, had in 2015 een tweedehands laminaatvloer aangeschaft. In 2022 diende zij een aanvraag in voor bijzondere bijstand, omdat de vloer beschadigd was en zij deze niet uit eigen middelen kon vervangen. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en appellante had kunnen reserveren voor deze kosten.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 22 oktober 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.W. Dijke, en het college door mr. A. Zonneveld. De Raad oordeelde dat appellante had kunnen voorzien dat de tweedehands vloer op den duur vervangen moest worden en dat haar enkele stelling dat zij op het bestaansminimum leefde, onvoldoende was om aan te tonen dat zij niet voor de kosten had kunnen reserveren. De Raad bevestigde de afwijzing van de aanvraag en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat appellante bijzondere bijstand zou ontvangen. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam werd bekrachtigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.