ECLI:NL:CRVB:2024:265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag
Op 17 januari 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 23/1683 ONBEK. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, gedateerd 26 april 2023, met nummer 22/7716. De rechtbank had in die uitspraak beslist op het verzet van appellante, maar de Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat tegen de uitspraak van de rechtbank, zoals bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geen hoger beroep kan worden ingesteld. Hierdoor verklaart de Raad zich onbevoegd om het hoger beroep te behandelen.
De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb geen hoger beroep mogelijk is. Dit betekent dat de Raad zonder verder onderzoek kan besluiten dat het hoger beroep niet ontvankelijk is. De Raad heeft tevens bepaald dat het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- door de griffier aan appellante moet worden terugbetaald. Er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep.