ECLI:NL:CRVB:2024:281

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
23/1545 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid functies

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft zich op 10 juni 2019 ziekgemeld en heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft na onderzoek door artsen en arbeidsdeskundigen vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste functie als servicemonteur. Op 17 november 2021 heeft het Uwv de aanvraag voor de uitkering afgewezen, wat door appellant is bestreden. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Appellant stelt dat de rechtbank ten onrechte geen externe deskundige heeft benoemd om zijn hyperacusis te onderzoeken, een aandoening die volgens hem zijn arbeidsongeschiktheid beïnvloedt. De Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat er geen objectieve onderbouwing is voor de claim dat hyperacusis in relevante mate speelde ten tijde van de beslissing. De Raad bevestigt dat de rechtbank voldoende rekening heeft gehouden met de tinnitus van appellant door een beperking aan te nemen voor geluidsbelasting.

De Raad heeft ook overwogen dat de geselecteerde functies voor appellant medisch gezien geschikt zijn, en dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de beslissing van het Uwv te weerleggen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet terugbetaald.

Uitspraak

23/1545 WIA
Datum uitspraak: 12 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
6 april 2023, 22/3489 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 17 november 2021 heeft het Uwv geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 21 juni 2022 (bestreden besluit) bij de weigering van de uitkering gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. A.E.E. Vollebregt hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 januari 2024 ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 januari 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Vollebregt. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
D.D. van den Heuvel.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht appellant per 7 juni 2021 geen
WIA-uitkering heeft toegekend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens appellant is hij in zijn processuele belangen geschaad omdat de rechtbank geen externe deskundige heeft benoemd om zijn hyperacusis te onderzoeken. Appellant stelt dat zijn huisarts al eerder heeft gewezen op zijn gevoeligheid voor geluid als een bijkomend probleem bij zijn tinnitus. De gevolgen van de gevoeligheid voor geluid, waar appellant al jaren last van heeft, zijn ten onrechte niet meegewogen in de beoordeling. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft voor het laatst gewerkt als servicemonteur voor 38 uur per week. Op 10 juni 2019 heeft hij zich ziekgemeld met lichamelijke en psychische klachten. Nadat appellant een aanvraag om een WIA-uitkering had ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. De arts heeft vastgesteld dat appellant bij het verrichten van werkzaamheden beperkingen heeft en heeft die beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 oktober 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor zijn laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellant functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 17 november 2021 geweigerd appellant met ingang van 7 juni 2021 een
WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.2.
In de bezwaarfase hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een
arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan en rapporten opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 1 juni 2022 de FML gewijzigd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 juni 2021 vastgesteld op 34,89%. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onderzoek door een externe KNO-arts te laten verrichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens de rechtbank voldoende rekening gehouden met de tinnitus van appellant door een beperking aan te nemen voor geluidsbelasting. Ten aanzien van de hyperacusis – een verminderde tolerantie voor geluid – heeft de rechtbank overwogen dat hiervoor een objectieve onderbouwing ontbreekt.

Het hoger beroep van appellant

3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant vindt dat de rechtbank ten onrechte geen KNO-arts als deskundige heeft benoemd om de gevoeligheid voor geluid te onderzoeken en heeft de Raad verzocht om dat alsnog te doen. Appellant heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een stuk van een Turkse KNO-arts uit 2018 ingediend. Op 22 december 2023 heeft appellant een brief van KNO-arts dr. M.J.F. de Wolf van
23 oktober 2023 aan de Raad gezonden. Appellant is van mening dat de daarin vermelde uitslag van recent verricht onderzoek aantoont dat hij niet alleen last heeft van tinnitus maar ook van hyperacusis.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de WIA-uitkering te weigeren in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
4.3.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA bestaat recht op een WIA-uitkering als een betrokkene ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat een betrokkene in zijn laatste werk nog had kunnen verdienen, te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.
Medische beoordeling
4.4.
Appellant heeft aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn gevoeligheid voor geluid en dat de rechtbank ten onrechte geen deskundige heeft benoemd om hier nader onderzoek naar te doen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat rekening is gehouden met de tinnitus van appellant door een beperking aan te nemen voor geluidsbelasting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 november 2022 er terecht op gewezen
dat in de beschikbare informatie van de KNO-artsen geen melding wordt gemaakt van hyperacusis. Het oordeel van de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hier dan ook vanuit mocht gaan, wordt onderschreven. Hier wordt het volgende aan toegevoegd.
4.4.2.
In reactie op de door appellant in hoger beroep ingediende informatie van de KNO-arts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat de brief van 23 oktober 2023 geen andere visie op de belastbaarheid geeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op inzichtelijke wijze toegelicht dat uit de ingediende informatie blijkt dat appellant op dat moment, eind 2023, last heeft van hyperacusis. Er zijn geen aanwijzingen dat de hyperacusis in relevante mate speelde ten tijde van datum in geding, 7 juni 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de problemen die appellant heeft met blootstelling aan harde geluiden in voldoende mate afgedekt door de door de in de FML gestelde beperking ten aanzien van een geluidsbelasting boven de 80 dB. De brief van de KNO-arts biedt dan ook geen aanknopingspunten voor twijfel aan de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.4.3.
Appellant heeft ter zitting verzocht om de zaak aan te houden, omdat hij de dag na de zitting in het ziekenhuis een onderzoek naar de hyperacusis zal krijgen en hij de resultaten van dat onderzoek wil inbrengen. De Raad wijst dat verzoek af. Omdat het in deze zaak gaat om de beperkingen per 7 juni 2021, is er geen reden om de resultaten van het onderzoek van de KNO-arts van 5 januari 2024 af te wachten.
Arbeidskundige beoordeling
4.5.
Wat appellant heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor hem niet geschikt zijn.
4.5.1.
De schatting is gebaseerd op de functies archiefmedewerker (SBC-code 315132), productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en administratief medewerker
(SBC-code 315133). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van
5 december 2022 als toelichting op de gestelde hoge geluidsbelasting vastgesteld dat de voorbeeldfuncties geen signalering hebben op dit punt. Zij heeft erop gewezen dat de arbeidsdeskundig analist de werkplek heeft bezocht en heeft vastgesteld dat er ten aanzien van geluid geen sprake is van een (kenmerkende) belasting. Gelet hierop wordt de opvatting van appellant, dat in een productiehal altijd sprake is van veel geluid, niet gevolgd. Met de rechtbank kan worden geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering om aan appellant een WIA-uitkering toe te kennen in stand blijft.
6. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van M. Sheerzad als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.
(getekend) S. Wijna
(getekend) M. Sheerzad

Bijlage

Artikel 5 van de Wet WIA
Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA
De beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.