ECLI:NL:CRVB:2024:316

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
23/155 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van proceskosten en griffierecht in WIA-zaak na onzorgvuldig medisch onderzoek door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de rechtbank terecht geen vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht aan appellante heeft toegekend. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.I. L’Ghdas, heeft hoger beroep ingesteld nadat de rechtbank het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had de uitkering van appellante op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen beëindigd, wat appellante betwistte. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is uitgevoerd, aangezien appellante niet fysiek is onderzocht door een verzekeringsarts. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte het Uwv niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het door appellante betaalde griffierecht. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het Uwv wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan appellante. De totale kosten worden begroot op € 2.625,-, inclusief vergoeding van het griffierecht van € 185,-.

Uitspraak

23/155 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2022, 21/2266 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 14 februari 2024
SAMENVATTING
Deze zaak gaat om de vraag of de rechtbank appellante terecht geen vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht heeft toegekend.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.I. L’Ghdas, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft de Raad verzocht de behandeling ter zitting achterwege te laten. Het Uwv heeft met dit verzoek ingestemd. De Raad is met partijen van oordeel dat een zitting niet nodig is en heeft daarom de mondelinge behandeling achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 4 november 2020 heeft het Uwv de uitkering van appellante op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen met ingang van 5 januari 2021 beëindigd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.2.
Bij besluit van 8 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2.1.
De rechtbank heeft, naar aanleiding van de beroepsgrond van appellante dat het onderzoek niet zorgvuldig is, omdat de artsen van het Uwv haar niet fysiek hebben onderzocht, het onderzoek ter zitting van 24 mei 2022 geschorst en het Uwv opgedragen appellante alsnog door een verzekeringsarts bezwaar en beroep te laten onderzoeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante op 21 juli 2022 op een fysiek spreekuurcontact onderzocht en op 29 juli 2022 gerapporteerd. Bij brief van 1 augustus 2022 heeft het Uwv het rapport in geding gebracht. Appellante heeft hier niet meer op gereageerd.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft het Uwv het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante en vergoeding van het door haar betaalde griffierecht.
Het standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het hoger beroep is uitsluitend gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht. Volgens appellante had de rechtbank in de gang van zaken zoals verwoord onder 2.1 aanleiding moeten zien het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen vergoeding van de kosten van rechtsbijstand volgens het forfaitair systeem van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Het oordeel van de Raad

4.1.
Het gaat in dit geding om de vraag of de rechtbank ten onrechte het Uwv niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het door appellante betaalde griffierecht. Met partijen beantwoordt de Raad die vraag bevestigend.
4.2.
De rechtbank heeft in de beroepsprocedure, naar aanleiding van wat appellante had aangevoerd, geconstateerd dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is geweest, omdat appellante noch in de primaire fase noch in bezwaar op een fysiek spreekuur door de verzekeringsarts is onderzocht. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen dit gebrek in de besluitvorming te herstellen, wat het Uwv heeft gedaan. De rechtbank had in deze gang van zaken aanleiding moeten zien het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante en het door haar betaalde griffierecht.
4.3.
Het hoger beroep slaagt. De Raad ziet aanleiding de aangevallen uitspraak te vernietigen voor zover daarbij is verzuimd het Uwv te veroordelen in de proceskosten en het door appellante betaalde griffierecht. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten van appellante in beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 875,- per punt) aan kosten van rechtsbijstand. Het Uwv wordt tevens veroordeeld tot vergoeding van het door appellante in beroep betaalde griffierecht.
4.4.
De Raad ziet tevens aanleiding het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 875,- (1 punt voor het hoger beroepschrift) aan kosten van rechtsbijstand. Het Uwv zal tevens worden veroordeeld tot vergoeding van het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd voor zover de rechtbank geen proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht heeft toegewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is nagelaten het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante en het door haar betaalde griffierecht;
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 2.625,-;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S. Wijna, in tegenwoordigheid van L.B. Vrugt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024.
(getekend) S. Wijna
(getekend) L.B. Vrugt