ECLI:NL:CRVB:2024:323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoeken om uitstel en wraking in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellante, die niet is verschenen, heeft herhaaldelijk verzoeken om uitstel van de behandeling ter zitting ingediend, welke verzoeken zijn gehonoreerd tot begin 2023. Ondanks herhaalde waarschuwingen dat er geen verder uitstel zou worden verleend, heeft appellante opnieuw om uitstel gevraagd voor de zitting van 7 februari 2024. De Raad heeft deze verzoeken afgewezen en appellante gewezen op de gevolgen van haar afwezigheid. De hoger beroepen met nummers 23/1256 WSF en 23/1622 WSF zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen gronden zijn ingediend en het griffierecht niet is betaald. De Raad heeft vastgesteld dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de bezwaren van appellante op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad heeft ook geoordeeld dat de verzoeken om vrijstelling van griffierecht zijn afgewezen en dat appellante op de hoogte is gesteld van deze beslissingen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten.