ECLI:NL:CRVB:2024:333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Kafa, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 23/2554 WLZ. De kern van de zaak betreft de niet-tijdige betaling van het griffierecht, dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschuldigd is bij het indienen van een beroepschrift. De gemachtigde van appellant is op 2 september 2023 en opnieuw op 3 oktober 2023 schriftelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht van € 136,- tijdig te betalen. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er op basis van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Dit leidt tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft besloten zonder verder onderzoek dat het beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.