ECLI:NL:CRVB:2024:478

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
23/2067 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant per 24 april 2021 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam zou zijn. Appellant, die sinds 2018 lijdt aan chronische clusterhoofdpijn en PTSS, betwist deze beslissing en stelt dat zijn beperkingen duurzaam zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 februari 2024, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Kaya, en het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. I. Smit.

De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hadden dat er op 24 april 2021 een meer dan geringe kans op verbetering van de benutbare mogelijkheden van appellant bestond, op basis van de ingezette behandeling door de neuroloog en de nog te starten EMDR-therapie. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat de behandelingen geen effect hadden gehad en dat de inschatting van de verzekeringsartsen te vaag was.

De Raad heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het Uwv geen IVA-uitkering, maar een WGA-uitkering had toegekend. De Raad concludeert dat de inschatting van de verzekeringsartsen over de kans op herstel op de datum in geding, 24 april 2021, voldoende onderbouwd was. De medische informatie van neuroloog Zwartbol die appellant in hoger beroep aanvoerde, bood geen nieuwe aanknopingspunten voor een ander oordeel. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen, en de toekenning van de WGA-uitkering blijft in stand.

Uitspraak

23/2067 WIA
Datum uitspraak: 13 maart 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
31 mei 2023, 22/1079 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om aan appellant per 24 april 2021 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Volgens appellant zijn de beperkingen duurzaam. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen IVA-uitkering, maar een WGA-uitkering heeft toegekend.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een stuk van neuroloog R. Zwartbol van 5 december 2023 aan de Raad gestuurd.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 februari 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kaya. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGENInleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Bij besluit van 18 maart 2021 heeft het Uwv appellant met ingang van 24 april 2021 een
loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Appellant is volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt geacht.
1.2.
Bij besluit van 4 mei 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het
bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsartsen voldoende hebben onderbouwd dat op basis van de ingezette behandeling van de neuroloog en de nog verder in te zetten EMDR-therapie kan worden gezegd dat op
24 april 2021 een meer dan geringe kans op herstel bestond. De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn stelling dat uit de informatie van de neurologen volgt dat er sprake is van duurzaamheid in de zin van de Wet WIA. Dat neuroloog Zwartbol op 3 september 2021 heeft aangegeven dat de behandeling tot op heden geen resultaat heeft gehad, betekent niet dat appellant duurzaam geen benutbare mogelijkheden heeft. De inschatting van de verzekeringsartsen van de kans op herstel na 24 april 2021 berust volgens de rechtbank op een voldoende concrete en navolgbare afweging van de medische feiten en appellants omstandigheden.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft aangevoerd dat zijn beperkingen duurzaam zijn. Hij kampt sinds 2018 met chronische clusterhoofdpijn en chronische PTSS en behandelingen hebben tot op heden geen effect gehad. Ook medicatie heeft niet geholpen. EMDR-therapie is geprobeerd, doch dit had een dusdanig negatief effect op appellant dat de behandelaar heeft besloten hiermee te stoppen. Naar de mening van appellant heeft het Uwv de stelling dat de belastbaarheid nog kan verbeteren enkel onderbouwd met de stelling dat de EMDR-therapie mogelijk na de strafzaak met betrekking tot de moord op de neef van appellant, kans van slagen heeft. Dit is te vaag en te onzeker. Er moet immers sprake zijn van ‘redelijke tot goede verwachting’ dat verbetering in de gezondheidssituatie zal plaatsvinden. Dat is nergens in de rapporten van de verzekeringsartsen onderbouwd.
Het standpunt van het Uwv
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de toekenning van een WGA-uitkering aan appellant in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.
4.1.
Niet in geschil is dat appellant volledig arbeidsongeschikt is. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten, ligt de vraag voor of de arbeidsongeschiktheid van appellant op de datum in geding, 24 april 2021, moet worden geacht volledig en duurzaam te zijn, zodat appellant op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA- in plaats van een WGA-uitkering.
4.2.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009 [1] geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4.3.
De beroepsgrond dat onvoldoende is onderbouwd dat er op 24 april 2021 nog verbetering van de benutbare mogelijkheden te verwachten was en dat er daarom reden is om uit te gaan van de duurzaamheid van de beperkingen, slaagt niet.
4.4.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, is in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd en vormt geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende hebben onderbouwd dat op basis van de ingezette behandeling van de neuroloog met medicatie en de nog verder in te zetten EMDR-therapie kan worden gezegd dat op 24 april 2021 een meer dan geringe kans op verbetering van de benutbare mogelijkheden van appellant bestond. Het oordeel van de rechtbank wordt daarom onderschreven. Daaraan wordt nog toegevoegd dat de medische informatie van neuroloog Zwartbol die appellant in hoger beroep heeft ingebracht geen aanknopingspunten biedt voor een ander oordeel over de datum in geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de toekenning van een WGA-uitkering in stand blijft.
6. Omdat het hoger beroep niet slaagt, krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) E.X.R. Yi

Voetnoten

1.CRvB 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.