ECLI:NL:CRVB:2024:49
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv en de rol van medische beoordelingen
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant heeft zich op 15 januari 2018 ziekgemeld en heeft een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 65,31%, maar na bezwaar is deze verhoogd naar 72,33%. Appellant is het niet eens met deze vaststelling en heeft hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 29 november 2023 en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid op juiste gronden heeft vastgesteld en dat appellant niet meer (medische) beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Appellant heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv ondermijnen. De Raad wijst het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat aan de uitkomsten van het medisch onderzoek. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op 72,33% in stand blijft.