ECLI:NL:CRVB:2024:498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging AOW-toeslag na pensioengerechtigde leeftijd partner en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de AOW-toeslag voor de appellant, die een AOW-pensioen ontving met een toeslag voor zijn partner. Toen de partner de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, werd de toeslag stopgezet. De appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing. De Centrale Raad van Beroep, die de zaak in hoger beroep behandelde, concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van de appellant niet tijdig was ingediend. De Raad oordeelde dat de appellant geen geldige redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding en dat er geen bewijs was voor zijn stelling dat hij het besluit pas laat had ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Hierdoor blijft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar in stand, en krijgt de appellant geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.