ECLI:NL:CRVB:2024:498

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/33 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging AOW-toeslag na pensioengerechtigde leeftijd partner en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de AOW-toeslag voor de appellant, die een AOW-pensioen ontving met een toeslag voor zijn partner. Toen de partner de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, werd de toeslag stopgezet. De appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing. De Centrale Raad van Beroep, die de zaak in hoger beroep behandelde, concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van de appellant niet tijdig was ingediend. De Raad oordeelde dat de appellant geen geldige redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding en dat er geen bewijs was voor zijn stelling dat hij het besluit pas laat had ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Hierdoor blijft de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar in stand, en krijgt de appellant geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

23/33 AOW
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2022, 22/2648 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
SAMENVATTING
Appellant ontving een AOW-pensioen met een toeslag voor zijn partner. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door deze partner is de toeslag beëindigd. Het bezwaar hiertegen is door de Svb niet ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank was het daar mee eens. Ook de Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Naderhand heeft mr. S. Wortel, advocaat, zich als gemachtigde gesteld.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 29 februari 2024. Voor appellant is mr. Wortel verschenen. De Svb is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Aan appellant is, per juli 2006, een pensioen op grond van de AOW [1] (AOW-pensioen) toegekend. Hierop is een korting toegepast van 86% wegens 43 niet verzekerde jaren. Wel is aan hem een toeslag toegekend, welke ook gekort werd omdat zijn partner niet altijd verzekerd is geweest voor de AOW. In een besluit van 25 juni 2021 heeft de Svb appellant laten weten dat hij vanaf 1 november 2021 geen toeslag meer zal ontvangen, omdat zijn partner dan de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. Met een brief, gedateerd 30 november 2021 en door de Svb ontvangen op 10 december 2021, heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt. Met een besluit van 14 april 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de Svb kon appellant tot 7 augustus 2021 bezwaar maken. Het bezwaarschrift is dus te laat ingediend. Omdat appellant niet heeft gereageerd op het verzoek om aan te geven waarom het bezwaar te laat is ingediend, weet de Svb niet of appellant een geldige reden heeft voor deze te late indiening.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee dit besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3.1.
Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat hij ziek is en dat hij van het AOW-pensioen zijn familie niet kan onderhouden. Hij verzoekt om een verhoging van zijn AOW-pensioen.
3.2.
De Svb verzoekt de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de regelgeving rond het tijdig indienen van een bezwaarschrift uitgelegd. De Raad kan zich hier geheel in vinden. De motivering van de rechtbank waarom het bezwaarschrift door appellant te laat is ingediend en dat er geen sprake is van een verschoonbare reden, stuit niet op bedenkingen bij de Raad. Ook in hoger beroep is er door appellant geen controleerbare reden voor de overschrijding gegeven. Volgens hem heeft hij het besluit pas laat ontvangen, maar hiervoor is geen bewijs en daarnaast is dit pas ter zitting gemeld. Appellant heeft niet eerder op het verzoek van de Svb gereageerd en aangegeven waarom hij te laat was met zijn bezwaar. Hij heeft, alles bij elkaar genomen, geen omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat de termijnoverschrijding redelijkerwijs niet aan hem is toe te rekenen.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.L. Noort, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2024.
(getekend) M.L. Noort
(getekend) L.C. van Bentum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2 De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit waartegen alleen door een of meer bepaalde belanghebbenden administratief beroep kon worden ingesteld, vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beroepstermijn ongebruikt is verstreken.
3 De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat aan goedkeuring is onderworpen, vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit, inhoudende de goedkeuring van dat besluit, op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
4 De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Artikel 6:9
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2 Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.