ECLI:NL:CRVB:2024:51
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 1 augustus 2022, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 47,42% is vastgesteld. Appellant, die voorheen als betonafwerker werkte, heeft zich in 2012 ziekgemeld en ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij een medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, is de mate van arbeidsongeschiktheid verlaagd van 63,58% naar 47,42%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij de geselecteerde functies niet kan vervullen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep herhaaldelijk besproken en is tot de conclusie gekomen dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.