Uitspraak
13 december 2022, 21/765 (aangevallen uitspraak)
SAMENVATTING
9 januari 2021 heeft beëindigd. Volgens appellante was zij toen door haar (medische) beperkingen niet in staat om de geselecteerde functies te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.
PROCESVERLOOP
drs. I.M. Veringmeier.
OVERWEGINGEN
Inleiding
.Op 11 februari 2019 heeft zij zich ziekgemeld met diverse lichamelijke klachten/pijnklachten en psychische klachten (spanningsklachten). Het dienstverband van appellante is beëindigd per 1 september 2019. Het Uwv heeft appellante per 2 september 2019 een ZW-uitkering toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellante het spreekuur bezocht van een arts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 februari 2020. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 27 maart 2020 de ZW-uitkering van appellante met ingang van 28 april 2020 beëindigd omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
27 maart 2020 gegrond verklaard. De ZW-uitkering van appellante wordt per 9 januari 2021 beëindigd omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Appellante heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 14 januari 2021.
26 januari 2022 en 3 juli 2022 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 maart 2022 het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld. Met het alsnog plaatsgevonden spreekuurcontact, in samenhang met het overige onderzoek, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een zorgvuldig medisch onderzoek verricht. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv over de belastbaarheid van appellante. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 3 juli 2022 inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er, in afwijking van het rapport van 23 december 2020 van arts Sahtie, geen aanleiding is om appellante per 9 januari 2021 meer beperkt te achten voor lopen en staan. Ook heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd dat de geselecteerde functies, uitgaande van de op 26 januari 2022 gewijzigde FML, in medisch opzicht passend zijn voor appellante.
Het hoger beroep van appellante
Het oordeel van de Raad
22 januari 2024 heeft het Uwv nader gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies actueel en passend zijn op de gewijzigde datum in geding van 9 januari 2021.
Conclusie en gevolgen5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevochten. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft.
BESLISSING
bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
.