ECLI:NL:CRVB:2024:527
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar door college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. N. Rastegar, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 november 2022. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek om een dwangsom, omdat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag niet tijdig zou hebben beslist op het bezwaar van appellant. Het college had eerder, op 6 april 2020, het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, maar kwam later terug op dit standpunt en besloot het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen. Appellant stelde dat het college te laat had beslist en daarom een dwangsom verschuldigd was.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college terecht heeft vastgesteld dat er geen dwangsom verschuldigd is. De Raad concludeert dat het college tijdig op het bezwaarschrift heeft beslist, ondanks dat het besluit op bezwaar later is vervangen door een nieuw besluit. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak is gedaan op 19 maart 2024.