ECLI:NL:CRVB:2024:532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering tijdelijke ontheffing van arbeidsverplichtingen in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW), had verzocht om tijdelijke ontheffing van zijn arbeidsverplichtingen vanwege de zorg voor zijn zieke echtgenote en zijn eigen fysieke en psychische klachten. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft dit verzoek afgewezen, wat door de rechtbank werd bevestigd. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 6 februari 2024, waar appellant en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. L.T. Krabbenborg.
De Raad oordeelde dat het college terecht had geweigerd om appellant ontheffing te verlenen. De Raad baseerde zijn oordeel op het advies van Indigo, een aanbieder van psychische zorg, dat concludeerde dat appellant in staat was tot arbeidsinschakeling, mits er goede afspraken werden gemaakt over de aard en omvang van de werkzaamheden. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor het aantonen van dringende redenen voor ontheffing bij appellant ligt. Appellant had niet voldoende onderbouwd dat zijn fysieke klachten niet adequaat waren onderzocht en dat hij niet in staat was om aan zijn arbeidsverplichtingen te voldoen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit van het college in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.