ECLI:NL:CRVB:2024:648
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering maatwerkvoorziening individuele begeleiding en dagbesteding door Rogplus
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1959 en bekend met verschillende medische aandoeningen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Rogplus ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de intrekking van maatwerkvoorzieningen en de weigering van een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding en dagbesteding. Appellante had geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2020, waarin Rogplus haar een algemene voorziening voor huishoudelijke hulp had verstrekt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 februari 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R. Kaya, en Rogplus door mr. M.S. de Jong.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in eerdere bezwaarschriften expliciet had aangegeven alleen bezwaar te maken tegen het primaire besluit van Rogplus en niet tegen het besluit van 12 juni 2020. De Raad oordeelt dat de stellingen van appellante over verwarring door meerdere besluiten niet opwegen tegen de duidelijke rechtsmiddelenclausule in het besluit van 12 juni 2020. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.