ECLI:NL:CRVB:2024:678
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting over verblijfsadres
In deze zaak beoordeelt de Centrale Raad van Beroep of het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de bijstand van appellante mocht intrekken omdat zij niet heeft doorgegeven waar zij verbleef na het verlaten van haar vorige adres. Appellante had op 1 februari 2021 bijstand aangevraagd en was verplicht om het college te informeren over haar verblijfplaats. Na het ontvangen van signalen dat appellante een ander postadres had, heeft het college de betaling van haar bijstand geblokkeerd. Appellante heeft verschillende verklaringen afgelegd over haar verblijfplaats, maar deze waren inconsistent. Het college heeft uiteindelijk besloten om de bijstand per 1 april 2021 in te trekken, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt waar zij in de relevante periode verbleef. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en houdt de intrekking van de bijstand in stand. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.