ECLI:NL:CRVB:2024:685

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
23/2325 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen besluit Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 22 januari 2024. Appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid, die door het Uwv op 7 juli 2021 was vastgesteld op 62,09%. Na bezwaar werd dit percentage gewijzigd naar 61,99%. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen deze beslissing ongegrond in haar uitspraak van 29 juni 2023.

Het Uwv heeft in zijn besluit van 22 januari 2024 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 47,38% en de loonaanvullingsuitkering ingetrokken per 23 maart 2024. Appellant trok zijn hoger beroep in en verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv diende een verweerschrift in en appellant reageerde hierop.

De Raad heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en het verzoek om proceskostenveroordeling beoordeeld. Volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de kosten als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De Raad oordeelde echter dat het besluit van 22 januari 2024 betrekking had op een andere datum dan het besluit waarop de aangevallen uitspraak betrekking had, en dat het Uwv daarom niet tegemoetgekomen was in de zin van de Awb. Het verzoek om proceskostenveroordeling werd afgewezen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 april 2024
23/2325 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
29 juni 2023, 22/2594 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. A.B.B. Beelaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van appellant per 7 juli 2021 vastgesteld op 62,09%. Na bezwaar is het arbeidsongeschiktheidspercentage gewijzigd naar 61,99%. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep daartegen ongegrond verklaard.
Bij besluit van 22 januari 2024 heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 47,38%. De loonaanvullingsuitkering wordt, rekening houdend met de geldende uitlooptermijn, ingetrokken per 23 maart 2024.
Appellant heeft daarop het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft van de gelegenheid gebruikgemaakt een verweerschrift in te dienen.
Appellant heeft hierop gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het besluit van 22 januari 2024 ziet op een andere datum dan het besluit waarop de aangevallen uitspraak betrekking had. Het Uwv is met het besluit van 22 januari 2024 dan ook niet tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb.
De Raad is daarom van oordeel dat het verzoek om proceskostenveroordeling dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) E.X.R. Yi