ECLI:NL:CRVB:2024:707

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
22/1586 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op AOW-pensioen wegens niet-verzekering en schuldig nalatig verklaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de korting op het AOW-pensioen van appellant. Appellant, geboren in 1955 en woonachtig in Spanje, heeft twaalf jaar niet verzekerd geweest voor de AOW en is in drie jaren schuldig nalatig verklaard omdat hij de premies volksverzekeringen niet had betaald. De Raad bevestigt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) de verzekerde jaren van appellant correct heeft vastgesteld en dat de korting van 30% op zijn AOW-pensioen terecht is toegepast. De rechtbank Amsterdam had eerder de uitspraak van de Svb in stand gelaten, en de Raad oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De korting van 6% vanwege de schuldig nalatig verklaring wordt vanaf 1 januari 2024 niet meer toegepast, maar de totale korting van 30% blijft van kracht. Appellant heeft geen recht op een hoger ouderdomspensioen, en zijn persoonlijke omstandigheden leiden niet tot een andere conclusie. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellant af.

Uitspraak

22/1586 AOW
Datum uitspraak: 11 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2022, 21/4273 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Spanje (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. van der Voorn.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Op het AOW-pensioen van appellant is een korting toegepast van in totaal 30%. Hij is twaalf jaar niet verzekerd geweest voor de AOW en in drie jaren is hij schuldig nalatig verklaard, omdat hij de premies volksverzekeringen niet had voldaan. De Raad is het eens met de rechtbank dat de Svb de verzekerde jaren van appellant juist heeft vastgesteld. Appellant heeft dus geen recht op een hoger ouderdomspensioen. Wel is op de zitting gebleken dat de korting van 6% vanwege het schuldig nalatig verklaren vanaf 1 januari 2024 niet meer wordt toegepast.

Inleiding

1.1.
Appellant, geboren in 1955, is sinds eind 2007 woonachtig in Spanje , afgezien van een korte periode in 2015 toen hij weer in Nederland woonde. Vanaf 2012, tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd, heeft hij een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen van het Uwv. Met drie verschillende besluiten uit 2012 en 2013 heeft de Svb appellant laten weten dat hij schuldig nalatig is verklaard voor de jaren 2005, 2006 en 2007. Met een pensioenoverzicht van 19 juli 2012 heeft de Svb aan appellant uitgelegd dat hij tussen 1 december 2007 en 17 juli 2012 niet verzekerd is geweest voor de AOW. [1] Op deze besluiten heeft appellant niet gereageerd, dan wel heeft zijn reactie niet tot een ander standpunt geleid.
Besluitvorming Svb
1.2.
Met een besluit van 31 mei 2021 heeft de Svb appellant laten weten dat hij, vanaf 24 juni 2021, recht heeft op een AOW-pensioen. Op dit AOW-pensioen wordt een korting van 30% toegepast. Volgens de Svb was appellant niet verzekerd van 1 december 2007 tot en met 10 maart 2015 en van 4 november 2015 tot en met 23 juni 2021. Daarnaast is appellant schuldig nalatig verklaard over een drietal jaren, zodat er in totaal sprake is van vijftien nietverzekerde jaren. Met een besluit van 19 juli 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank heeft de Svb de periodes waarin appellant niet verzekerd was omdat hij niet in Nederland woonde of werkte, juist vastgesteld. Appellant heeft dit op zich ook niet bestreden. Verder is niet in geschil dat appellant geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren, na zijn vertrek uit Nederland. Ook oordeelt de rechtbank dat de besluiten over het schuldig nalatig verklaren door appellant niet zijn bestreden, voor zover deze bij de Svb bestreden kunnen worden. Dat betekent dat appellant gedurende drie jaren geen rechten op grond van de AOW heeft opgebouwd. De Svb was daarom verplicht op het AOW-pensioen van appellant een korting van 30% toe te passen, gezien de dwingendrechtelijke bepalingen in de AOW. Van zodanig bijzondere omstandigheden dat toepassing van deze bepalingen geen rechtsplicht meer kan zijn, is de rechtbank niet gebleken.
Het standpunt van appellant en de Svb
3.1.
Appellant heeft tegen de uitspraak van de rechtbank met name aangevoerd dat hij van het toegekende AOW-pensioen niet kan rondkomen en dat hij recht heeft op een menswaardig inkomen. Ook heeft hij uitgebreid uiteengezet welke problemen hij heeft ondervonden voordat hij recht kreeg op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
3.2.
De Svb meent een juist besluit genomen te hebben en verzoekt dan ook de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om aan appellant een AOWpensioen met een korting van 30% toe te kennen, in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De AOW is een opbouwverzekering. Voor elk kalenderjaar dat een pensioengerechtigde in de vijftig jaar gelegen voor zijn pensioengerechtigde leeftijd niet verzekerd is geweest, dus geen AOW-pensioen heeft opgebouwd, wordt een korting van 2% toegepast.
4.3.
Appellant heeft niet bestreden dat hij sinds eind 2007 bijna constant niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt. De door de Svb genoemde data van vertrek en binnenkomst in Nederland zijn door appellant evenmin bestreden. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat appellant afgerond twaalf jaar niet verzekerd was voor de AOW. Daarom is terecht een korting van 24% toegepast op het AOWpensioen van appellant. De door appellant geschetste persoonlijke omstandigheden kunnen niet tot toekenning van een hoger ouderdomspensioen leiden.
Schuldig nalatig
4.4.
De Svb verklaart iemand schuldig nalatig, indien deze persoon de ambtshalve opgelegde aanslag premie volksverzekeringen niet (volledig) voldoet. Appellant heeft niet bestreden dat de Svb de besluiten tot schuldig nalatig verklaren over de jaren 2005 tot en met 2007 heeft genomen en dat de Belastingdienst de aanslagen over deze jaren ambtshalve heeft opgelegd. Ook bestrijdt hij niet dat genoemde aanslagen niet zijn voldaan. Dit betekent dat de Svb gehouden was te besluiten dat appellant over deze jaren geen recht op een AOW-pensioen had opgebouwd, wat betekent dat er 6% gekort diende te worden op zijn AOW-pensioen.
4.5.
Ter zitting is door de Svb uitgelegd dat vanaf 1 januari 2024 geen toepassing meer wordt gegeven aan de korting vanwege de schuldig nalatig verklaring. Dat betekent dat appellant vanaf deze datum geen extra korting van 6% meer krijgt op zijn AOW-pensioen.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat op het AOW-pensioen van appellant destijds terecht een korting van 30% is toegepast. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.L. Noort, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2024.
(getekend) M.L. Noort
(getekend) L.C. van Bentum
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.