ECLI:NL:CRVB:2024:712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekering voor de AOW van appellant die in Duitsland werkzaam was
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die in Duitsland werkzaam was, was van mening dat hij recht had op AOW zonder korting. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had echter vastgesteld dat appellant in de periode van 1 januari 1972 tot en met 30 november 1972 niet verzekerd was voor de AOW, omdat hij uitsluitend in Duitsland had gewerkt. De Svb had eerder aan appellant een AOW-pensioen toegekend met een korting van 42% vanwege het ontbreken van verzekering in Nederland gedurende een lange periode. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had aangenomen dat appellant in de periode in geding uitsluitend in Duitsland arbeid had verricht en dat de Duitse sociale verzekeringswetgeving van toepassing was. De Raad concludeerde dat de Svb geen nader onderzoek hoefde te doen naar de verzekeringsstatus van appellant, omdat deze niet met voldoende bewijs kwam om zijn stelling te onderbouwen. De uitspraak bevestigde de korting op het AOW-pensioen en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.