ECLI:NL:CRVB:2024:722
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijzondere bijstand voor bed, lattenbodem en matras op basis van onvoldoende onderbouwing van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 24 oktober 2022. De zaak betreft een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een bed, lattenbodem en matras door appellante, die deze kosten niet kon dekken uit haar algemene bijstand en draagkracht. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die voor haar niet voorzienbaar waren, en dat zij na haar echtscheiding niet in staat was om te reserveren voor de aanschaf van een bed. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stellingen. De rechtbank had al eerder vastgesteld dat de kosten van een bed tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat bijzondere bijstand alleen wordt verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Appellante heeft niet aangetoond dat zij als gevolg van haar echtscheiding geen middelen had om een bed aan te schaffen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat appellante geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van het bed, lattenbodem en matras. Tevens heeft de Raad bepaald dat appellante geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht ontvangt, aangezien het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die door de rechtbank zijn geformuleerd, waarbij de Raad deze overwegingen heeft overgenomen en aangevuld met de constatering dat appellante geen aanvullende stukken heeft ingediend ter onderbouwing van haar claims.