ECLI:NL:CRVB:2024:731

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
22/2020 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen gewijzigde beslissing op bezwaar inzake IVA-uitkering op grond van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De appellant had eerder een uitkering toegekend gekregen met ingang van 5 februari 2021, maar het Uwv heeft op 24 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij de appellant per dezelfde datum een IVA-uitkering is toegekend.

Appellant heeft op 7 augustus 2023 aangegeven het eens te zijn met deze gewijzigde beslissing, waardoor er feitelijk geen geschil meer bestond tussen partijen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen procesbelang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat dit was vervangen door de gewijzigde beslissing van 24 mei 2023. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad heeft tevens geoordeeld dat het Uwv de kosten van appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep moet vergoeden. De kosten voor verleende rechtsbijstand zijn begroot op € 3.500,-, en het Uwv moet ook het door appellant betaalde griffierecht van € 185,- vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 april 2024
22/2020 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 juni 2022, 21/2162 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E. Akdeniz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Akdeniz. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.
De Raad heeft het onderzoek heropend.
Het Uwv heeft op 24 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Met het besluit van 16 december 2020 heeft het Uwv aan appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend met ingang van
5 februari 2021 en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 70,65%.
1.1.
Bij besluit op bezwaar van 3 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Het Uwv heeft op 24 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Daarin wordt appellant per 5 februari 2021 een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. Het besluit van 24 mei 2023 komt in de plaats van het bestreden besluit.
3.1.
Uit de reactie van appellant van 7 augustus 2023 blijkt dat hij het geheel eens is met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 mei 2023. Dit betekent dat het besluit van 24 mei 2023 niet in het geding wordt betrokken. [1]
3.2.
Appellant heeft geen belang meer bij een beoordeling van het bestreden besluit, omdat dat besluit is vervangen door het besluit van 24 mei 2023.
4. De Raad stelt vast dat er feitelijk geen geschil meer bestaat tussen partijen. Daarom zal het hoger beroep van appellant vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in bezwaar zijn in de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 mei 2023 al vergoed.
6. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en
1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 875,-) en op € 1.750,- in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal € 3.500,-.
7. Ook moet het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van €3.500,-;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 185,-, vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door W.R. van der Velde, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024.
(getekend) W.R. van der Velde
(getekend) M.D.F. de Moor

Voetnoten

1.Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.