ECLI:NL:CRVB:2024:744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling aanvraag om bijstand en bewijsvoering door appellanten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 augustus 2022. De zaak betreft de buitenbehandelingstelling van een aanvraag om bijstand van 3 augustus 2020. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg had de aanvraag niet in behandeling genomen omdat appellanten geen stukken hadden ingeleverd. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, wat door de Centrale Raad werd bevestigd.
De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. I.A.C. Cools, stelden in hoger beroep dat zij zich al in mei 2020 hadden gemeld voor bijstand en dat zij stukken persoonlijk in de brievenbus van de gemeente hadden gedeponeerd. Ze gaven aan dat appellant een verbod had om het gemeentehuis te betreden, waardoor hij geen ontvangstbevestiging kon krijgen. Ook stelden zij dat sommige verzochte stukken niet konden worden aangeleverd omdat deze oude informatie bevatten die niet relevant was voor de beoordeling van hun aanvraag.
De Centrale Raad oordeelde dat de argumenten van appellanten een herhaling waren van wat eerder in beroep was aangevoerd. De rechtbank had in haar uitspraak al duidelijk gemaakt waarom de argumenten niet tot vernietiging van het bestreden besluit leidden. De Raad nam de overwegingen van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. Dit betekende dat appellanten geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht ontvingen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.