ECLI:NL:CRVB:2024:89
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De appellant had hoger beroep ingesteld, maar trok dit in nadat het Uwv op 17 juli 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het aan de bezwaren van de appellant tegemoetkwam. De appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten, die hij had gemaakt in zowel het beroep als het hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv inderdaad in de proceskosten van de appellant moest worden veroordeeld. De proceskosten werden begroot op € 1.750,- voor het beroep en € 1.750,- voor het hoger beroep, plus de kosten voor een rapport van het Expertise Instituut, dat ook voor vergoeding in aanmerking kwam. De Raad stelde vast dat het inschakelen van de deskundige redelijk was, aangezien deze deskundige relevante informatie had geleverd die van belang was voor de zaak. De totale proceskostenvergoeding voor de appellant werd vastgesteld op € 5.608,45, inclusief het griffierecht van € 182,- dat het Uwv aan de appellant moest vergoeden.
De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, met E.X.R. Yi als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.