ECLI:NL:CRVB:2024:94

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
22/1377 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Aslan, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 15 juni 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 13 juli 2023 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft appellant verzocht om een proceskostenveroordeling van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten en de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. Aangezien het Uwv al had besloten tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase, moest de Raad enkel oordelen over de kosten die appellant in beroep en hoger beroep heeft gemaakt. De Raad heeft vastgesteld dat de proceskosten in totaal € 3.407,71 bedragen, inclusief kosten voor deskundige advisering en reiskosten.

De Raad heeft vervolgens beslist dat het Uwv deze kosten dient te vergoeden, evenals het betaalde griffierecht van € 185,-. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 januari 2024
22/1377 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 28 maart 2022, 22/7 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K. Aslan hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 15 juni 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 13 juli 2023 heeft mr. Aslan namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 juni 2023 aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.750,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 875,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Daarnaast komen de kosten verbonden aan de inschakeling van een deskundige in beroep gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft de kosten van het uitgebrachte rapport van 25 januari 2022 van verzekeringsarts D. van Arkel. Voor deze kosten heeft appellant een vergoeding verzocht van € 1.501,37. Dit betreft een bedrag in verband met 5,64 uur aan advisering door de verzekeringsarts. Hiervoor komt appellant, gelet op artikel 2, eerste lid, onder b, van het Bpb en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (tarief 2022) bij een bestede tijd van 5,64 uur een vergoeding toe van 5,64 uur x € 136,19 = € 768,11. De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank komen tot een bedrag van € 14,60 (openbaar vervoer 2de klas) voor vergoeding in aanmerking.
Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten bedraagt daarmee € 3.407,71.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 3.407,71;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2024.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) M.D.F. de Moor