ECLI:NL:CRVB:2024:954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant en de geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid per 21 juli 2021 op 69,95% is vastgesteld. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. van Bremen, betwistte deze vaststelling en voerde aan dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 april 2024, waar appellant aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door J.C. Geldof.
De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht heeft vastgesteld. De medische beoordeling was voldoende onderbouwd en er waren geen concrete aanknopingspunten voor het oordeel dat de beperkingen van appellant waren onderschat. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn, ondanks zijn diabetes mellitus. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de functionele mogelijkheden van appellant correct waren vastgesteld. De Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 maart 2023, die het bestreden besluit van het Uwv in stand had gelaten, werd bevestigd. Dit betekent dat de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 69,95% blijft staan. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, aangezien het hoger beroep niet slaagde.