ECLI:NL:CRVB:2025:1008

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
25/494 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 8 juli 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 25/494 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellante, vertegenwoordigd door mr. A. Coskun, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 januari 2025. In de procedure is appellante herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 143,-. De eerste herinnering werd op 15 maart 2025 verzonden, met de mededeling dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 15 april 2025, waarin werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na deze datum moest worden voldaan. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet betaald, waardoor de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante in verzuim was. De Raad kon daarom niet inhoudelijk op het hoger beroep ingaan en verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door M.F. Wagner, met A. Giesen als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 juli 2025
25/494 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
27 januari 2025, 24/829
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A. Coskun, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 15 maart 2025 is de gemachtigde van appellante erop gewezen dat een griffierecht van € 143,- is verschuldigd, en is meegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 15 april 2025 is de gemachtigde van appellante nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief moet zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellante er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld kan worden.
De termijn is verstreken en het griffierecht is niet betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) A. Giesen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.