Uitspraak
27 januari 2025, 24/829
Centrale Raad van Beroep
Op 8 juli 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 25/494 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellante, vertegenwoordigd door mr. A. Coskun, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 januari 2025. In de procedure is appellante herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht van € 143,-. De eerste herinnering werd op 15 maart 2025 verzonden, met de mededeling dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 15 april 2025, waarin werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na deze datum moest worden voldaan. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet betaald, waardoor de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante in verzuim was. De Raad kon daarom niet inhoudelijk op het hoger beroep ingaan en verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door M.F. Wagner, met A. Giesen als griffier.